‘Doping valt niet uit te bannen’

Een kijkje in de toekomst van de doping begint bij dr. Douwe de Boer met een blik over de schouder. Eerst de geschiedenis, vervat in vijf vellen met grafieken, zoals hij die ook gebruikt bij lezingen. Doping, een veel gevraagd onderwerp, Douwe de Boer, een veel gevraagd deskundige. De Boer was als onderzoeker betrokken bij het enige officiële anti-dopinglaboratorium dat Nederland ooit rijk was, in Utrecht. Mede doordat het ontwikkelen van dopingonderzoek veel geld kost en de Nederlandse overheid dat geld niet bijpast, ging het laboratorium ter ziele. De Boer werkt nu als biochemicus in het Maastricht Universitair Medisch Centrum. Hij is daarnaast betrokken bij het anti-dopingprogramma van wielerploeg Vacancesoleil, bij het onderzoek naar mogelijk gebruik van metandiënon door voormalig steeple chase-atleet Simon Vroemen, adviseert de Internationale Biatlon Unie, en zegt: ‘Eerst een anekdote.’ Een anekdote uit 1865. ‘Er was toen sprake van een kanaalzwemmer in Amsterdam die cafeïne gebruikt zou hebben, maar dat is nooit bevestigd.’
Nooit bevestigd, het zou wat in die tijd. In de beginjaren van de sport, eind negentiende eeuw, tot aan de tweede wereldoorlog, was doping geen probleem. Er werd ook niet getest. Alleen doping bij renpaarden groeide uit tot een onderwerp, want met wedrennen was een hoop geld gemoeid en gokkers voelden zich bedonderd wanneer een geladen paard de race won. In die jaren waren alkaloïden in zwang, ‘stofjes die je uit planten haalt.’ Cocaïne, morfine, heroïne, cafeïne.
‘Na de tweede wereldoorlog raakten psychostimulantia als amfetamine in de mode. In de oorlog werden die gebruikt door soldaten om de vermoeidheid te verdrijven. De Japanners namen het bij zelfmoordaanvallen.’
Psychostimulantia, het woord zegt het al, een oppepper voor de geest, de spieren hebben er niks aan. In de jaren zestig, zeventig van de vorige eeuw was amfetaminegebruik op zijn hoogtepunt, en kwam ook de kentering. Daar waren twee sterfgevallen in het wielrennen voor nodig. De Deense wielrenner Knud Jensen viel dood neer tijdens de Olympische Spelen van 1960 in Rome, de Britse coureur Tom Simpson bezweek tijdens de Tour de France van 1967 op de flanken van de Mont Ventoux. Dat was schrikken.
Dan de jaren zeventig, tachtig. De anabole steroïden begonnen aan hun opmars. Stoffen die spieren opblazen tot ongekende proporties; metandiënon, stanozolol, testosteron, nandrolon.
‘De steroïden waren onderdeel van de koude oorlog. De Russen waren dominant in krachtsporten als gewichtheffen, de Amerikanen ontwikkelden daarop lichaamsvreemde steroïden. In de jaren tachtig hadden we daar pas een antwoord op en werden ze opspoorbaar’, zegt De Boer. Ben Johnson liep bij de Olympische Spelen van Seoul in 1988 tegen de lamp. Sprinter Johnson kon zijn gouden medaille op de honderd meter inleveren na gebruik van stanozolol.
De laboratoria-anabolen zijn nog niet over hun hoogtepunt heen, denkt De Boer. Misbruik van lichaamseigen varianten is sowieso moeilijk aantoonbaar en de designer-anabolen zijn lastig te vinden omdat er een oneindige reeks aan varianten mogelijk is. ‘Dopinglaboratoria hebben nu slimme methodes ontwikkeld, waarbij ze niet zoeken naar de bekende anabolen zelf, maar met behulp van de ontvangers ervan, de receptoren. Vergelijk het met een sleutel. Je gebruikt het sleutelgat om een sleutel te vinden. Als je met het sleutelgat in de urine een onbekende sleutel vindt die past in het slot, kan er sprake zijn van een onbekend anabool. Dat moet je dan nog wel isoleren en identificeren. Maar ik weet ook dat het ontwikkelen van nieuwe designeranabolen niet stopt. Ik kan me voorstellen dat de ‘andere kant’ zich rotlacht omdat de dopingspeurders steeds achter lopen.’
Tegelijkertijd beleeft het roemruchte epo ongeveer nu zijn piek in populariteit, weet De Boer.  In de Tour van 2008 werden nog drie toppers betrapt op het gebruik van epo-variant cera; Riccardo Riccò, Bernard Kohl en Stefan Schumacher. En ondertussen is er alweer een nieuw type epo op de markt; hematide. ‘Dat is een stof die op dezelfde manier werkt als epo. Hij zorgt ook voor aanmaak van rode bloedcellen, die zuurstof transporteren naar de spieren. Het zal nog wel een paar jaar duren voorat we hematide kunnen opsporen.’
En dan zijn er vandaag de dag nog groeihormonen – te gebruiken in combinatie met insuline – en gendoping. Twee dopingvarianten bezig aan een opmars. Bij gendoping wordt het lichaam zelf aangezet tot het maken van prestatiebevorderende stoffen of extra spiervezels. Dat gebeurt door het toedienen van erfelijk – genetisch – materiaal. Het enge eraan is dat niemand weet of de processen die hiermee op gang worden gebracht in het lichaam, ook stoppen.
Douwe de Boer is ervan overtuigd dat de wedloop tussen dopingverstrekkers en –gebruikers enerzijds, en de speurders aan de andere kant, een eeuwige is. ‘Het enige dat we kunnen doen is excessen en anarchie voorkomen. De kopgroep – de dopingindustrie– zal altijd de kopgroep blijven. We kunnen er alleen voor zorgen dat we hem niet uit het oog verliezen.’

Reacties: info@elshout.nu

terug verder