11. Lachen!

Eén van de goede dingen van wielrennen is dat het op de openbare weg gebeurt. Dat geeft nep-coureurs zoals ik, ook wel trimmers genoemd, de kans precies dezelfde arena te betreden als de echte heren renners. Het kijken naar de koers wordt daardoor weer een stukje leuker. Vandaag, als de Col du Tourmalet in beeld komt, zullen er weer veel bochten te zien zijn die ik me nog zuiver voor de geest kan halen vanwege vroeger. Herkenning, hoera!

Vroeger! De Tourmalet! Zal Niet Zijn! De verhalen die ons fietsclubje daar bij elkaar heeft gekoerst, zijn werkelijk sterk, even los van hoe hard we precies gingen. Het mooie is ook, iedereen heeft wel zo’n verhaal waarin hij voor altijd zelf de hoofdrol vertolkt.

Het was één van die zeldzame keren dat ik mijn verstand gebruikte op de fiets. Die dag op de Tourmalet liet ik de anderen vooruit rijden om ze daarna allemaal in mijn eigen tempo weer in te halen. Eindelijk eens een keer niet meteen wegspringen aan de voet van een klim, om dan halverwege toch weer teruggepakt te worden, nee, deze keer pakte ik zelf iedereen terug. Mooi is dat, anderen inhalen, maar je moet wel weten hoe het hoort. Men wordt geacht recht vooruit te kijken bij het voorbijrijden van de ingelopen rivaal. Niet opzij blikken,  geen blijk van herkenning, geen aandacht aan schenken, losers. Stoïcijns, superieur, soeverein, zo moet het zijn en zo was het ook. Alleen, toen kwam het.

Op zo’n Tourmalet kan het zomaar gebeuren dat je je tegenstanders inloopt en dan nog een kilometer of tien moet. Dat is lang genoeg om tot je te laten doordringen dat onder geen enkel beding die anderen jou weer mogen terugpakken, nadat je ze net hooghartig hebt vernederd in het voorbijgaan. Onder geen enkele beding mogen zij op hun beurt jou weer gaan inhalen. Best lang, tien kilometer nog. Of negen, acht, zeven, zes, allez.

Het allermooist aan dit verhaal is natuurlijk wel dat ik het volhield, met de hongerige meute op mijn hielen. Als zelfbenoemd held kwam ik boven, helemaal leeg, duizelig van de ijle lucht en de bovenmenselijke krachtsinspanning. De pijn verbeten, het lijden geleden. Echt iets om trots op te zijn, fietsen in de bergen, de zwaarste inspanning ter wereld!

Dacht ik, tot gistermiddag. Het peloton reed over de Col de Soudet. In beeld verscheen Floyd Landis. Ik verstijfde van schrik. Zag ik het goed? Ging hier een wereldbeeld aan diggelen? Werd hier de bodem weggeslagen onder al die zorgvuldig bij elkaar bedachte stoere kost? Is er dan helemaal niks heilig in deze Tour? Floyd Landis, die met zijn zere heup, was bezig met het zwaarst van alles, maar het leek er niet op. Hij zat verdomme gewoon te lachen