4. Zij wel

David Zabriskie heeft een enorme klap gekregen, gisteren op het laatste rechte stuk in de ploegentijdrit. Precies voor de voeten van een mevrouw in een geel jurkje viel hij, en hard ook. Dat vallen, daar weet ik wel iets van. In het kader van de voorbereiding op deze Tour heb ik vorige maand mijn parate kennis van de valpartij weer een beetje bijgespijkerd. Het was op een tocht door Frankrijk, ter hoogte van het plaatsje Taizé .

Taizé , Taizé , wat was daar ook alweer mee? Iets met godsdienst, dat wist ik nog wel, maar verder? Ik zat het me net af te vragen. Foute boel natuurlijk. Mensen op racefietsen horen zich niks af te vragen. Ze moeten trappen en sturen en vooral goed kijken. Dat laatste mislukte te Taizé en zo knalde ik ineens op een slagboom. Boem.

Het mooie van een val is dat er altijd enige tijd zit tussen het moment dat je het fout voelt gaan en de feitelijke klap, al is het maar een fractie van een seconde. Het is steeds weer prettig te ervaren dat een mens in die split second enorm veel ter zake doende gedachten kan hebben. ,, Oh, nu ga ik voor het eerst sinds jaren toch weer eens een keer tegen de vlakte, nou, het zal me benieuwen, niet op mijn hoofd vallen nu want ik heb geen helm op'', dacht ik. En in slow motion , beeldje voor beeldje, vloog ik met een rotgang over die slagboom heen. Slow motion en rotgang tegelijk, bij vallen kan dat ja.

Dan lig je daar, dan ga je zitten, dan ben je blij dat je niet in de Tour de France rijdt. In de Tour de France moeten renners alweer rechtop staan voordat ze het zelf weten en zitten ze alweer op hun fiets voordat ze het kunnen. In het normale leven heeft een mens al gauw een paar minuten nodig om even bij te komen van de schrik en de dreun. En om te beseffen wat er komen gaat. Vreselijke nachten.

Tourrenners praten er niet over, maar zo'n klap tegen de vlakte of een obstakel, gooit je hele lijf door elkaar. De spieren die de dreun opvangen willen een tijdje niks meer. Ze worden zo stijf als een plank. Je kunt er niks meer mee doen, elke beweging doet zeer. Behalve fietsen dan, dat is het rare. Maar in bed liggen, schoenen strikken, douchen, het worden allemaal kwellingen met van die beurs gebeukte vezels. Jan Ullrich moet daar ook last van hebben gehad, nadat hij op die auto was geklapt, afgelopen vrijdag. Zoals gezegd, Tourrenners hoor je daar niet over. Mij wel. Te Taizé bleek ik bij nadere inspectie vooral op mijn hand te zijn beland, die gekneusd was geraakt. Ik vond dat niet iets om mee verder te fietsen en nam de trein naar huis. ‘Watje', zeggen ze dan in de Tour. Zij wel.