De weerbaarheid van Zondereigen

Zondereigen, afgezonderde nederzetting in België. Zevenhonderd inwoners, twee straten en een nieuwbouwwijkje, een dominante kerk, een dorpsplein in aanbouw, oude mensen die doodgaan en geen één kruidenier meer. Bijna werd Zondereigen beroofd van de enige openbare telefoon en de bushalte. De bijzondere mentaliteit van het dorp bracht redding.

Zondereigen in het nieuws, dat gebeurt niet vaak. Maar een paar weken geleden was het toch zo. Er was deining in het dorp, want de mannen van Belgacom hadden zomaar ineens een mededeling opgehangen bij de enige openbare telefoon die er is, aan de buitenmuur van het parochiehuis, op de kruising van de twee wegen. „Binnenkort zal deze telefooncel verwijderd worden. De dichtstbijzijnde publieke telefoon bevindt zich Molenstraat.” Met Molenstraat bedoelde Belgacom de Molenstraat in Baarle­Nassau, zeven kilometer verderop. Zondereigen was er niet blij mee. Plaatselijk raadslid Jef Mertens van de partij Dorps trok het zich aan en stond graag en enthousiast de krant te woord. „Mertens, Jef”, stelde hij zich voor, en hij praatte maar door. Hij had Lidewijn Jansen, ook van Dorps, gevraagd bij het persgesprek te zijn. „Hij is zo fanatiek, onze Jef”, zei Jansen. „Ik moest per se komen.” Samen maakten Mertens en Jansen duidelijk waarom de telefoon zo belangrijk is voor Zondereigen. „Er is hier toch al niks meer. We moeten denken aan de weerbaarheid van ons dorp.” Nog een reden: „Sta hier maar eens om tien uur ’s avonds met een kapotte auto. Dan doet geen mens open.” En nog een: „De telefoon wordt vaak gebruikt door seizoensarbeiders, uit Portugal. Die kunde niet binnen in huis laten bellen, die houden niet op.”

De weerbaarheid van Mertens wierp vruchten af. Door zijn tussenkomst, en zeker ook die van burgemeester Alfons Cornelissen, besloot Belgacom de telefoon te laten hangen. Zo was het eerder deze zomer ook al gegaan met het enige openbaar vervoer van Zondereigen. „Als ge hier geen auto kunt rijden, zitte helemaal vast”, zei Lidewijn Jansen nog, die oorspronkelijk uit Waalwijk komt. En nou wilde de Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn de enige busverbinding door Zondereigen opheffen. De twaalfjarige Fenna Peeters, die met de bus naar school moet, verzamelde 85 handtekeningen ‘op twee dagen tijd.’ Politicus Jef Mertens sloot zich handig bij haar actie aan en De Lijn bedeelt Zondereigen nu zelfs met twee bussen. „Het heeft ons sterk verbaasd dat er dergelijke heftige reacties loskwamen bij de bevolking van Zondereigen”, schreef De Lijn nog aan Mertens.


Zondereigen is een beetje een vreemd dorp. Er is niet zoveel vergane glorie als je wel eens hoopt. Het ene café is modern en wordt volgens de schooldirecteur gedreven door een jonge gast die dingen wil doen voor het dorp. Met het andere café is iets. De mensen in Zondereigen lijken niet zo open, maar dat kan gezichtsbedrog zijn. Een behulpzame man vertelt in ieder geval ongevraagd dat Jef Mertens waarschijnlijk bij z’n moeder zit, in dat huis daar aan de overkant. Mertens gaat altijd bij zijn moeder eten. De kerk van Zondereigen is echt groot in zo’n klein dorp en ziet er van binnen piekfijn uit. Daar heeft de vorige pastoor voor gezorgd. De relikwieën zijn er veilig opgeborgen achter gepantserd staal, ze hebben pas nog geprobeerd in te breken in de kerk. Aan de rand van Zondereigen ligt het kerkhof. Links vooraan de kinderen. Er liggen enkele kleine langwerpige zandhoopjes, zonder kruis of versiering. Ook een paar volwassenen hebben een dergelijk graf gekregen. Bij één graf staat een kruis dat eruit ziet alsof het door een derderangs klusser in elkaar is getimmerd, maar je weet niet wat daar eventueel achter schuilgaat. De oud­pastoors liggen helemaal afgezonderd vooraan, rechts van de Calvarieberg. Op het kerkhof van Zondereigen voel je de ogen in je rug, en ja hoor. Als je er wegrijdt begint het achter de gordijnen van de overburen te bewegen.


De vader van schooldirecteur Frans van Gils was vroeger winkelier, koster/organist en verzekeringsman. Vader Van Gils dreef een van de drie levensmiddelenwinkels die Zondereigen ooit telde. Sinds twee jaar is er geen een meer. Het dorp bloedt stilletjes leeg, wat voorzieningen betreft, hoewel er nog wel rijdende winkels zijn, en een kapsalon, een hobbywinkel met veel dierenbenodigdheden, en de bank, de CERA. „Da’s de boerenbank, bij jullie de Rabo zeker?”, veronderstelt schooldirecteur Van Gils. „De CERA zal wel in Zondereigen blijven, want er is hier veel rijkdom, er zit veel kapitaal in de landbouw. En er is altijd opvolging voor boeren die met pensioen gaan. Bij mijn weten is er hier nog maar één boerenbedrijf gestopt.”

Schooldirecteur Van Gils gaat volgend jaar februari met pensioen. Dan kan hij zich wijden aan de verhalen van dorpsgenoot Jos Dufraing, die hij nu al op de bandrecorder opneemt. Spannende verhalen over de uil die iemand de stuipen op het lijf joeg of de kabel die zomaar uit de hemel kwam. Van Gils wil vooral de dierenverhalen van Jos Dufraing uitwerken, want over de oorlog is al zoveel gezegd. Er is hevig gevochten in Zondereigen. Veel van de 700 inwoners van het dorp wonen niet in de kern, maar in de boerderijen erbuiten. De kern is klein. Twee straten en een nieuwbouwwijkje. Alle adressen zijn gewoon Zondereigen 1, Zondereigen 2, en zo verder. Behalve dan van de huizen in het nieuwe wijkje. Die liggen aan het Burgemeester Leestmansplantsoen. Ze zijn veelal Vlaams modern, sommige smaakvol, sommige niet zo.


De kerk en het parochiehuis staan bij de kruising. Het nieuwe dorpsplein dat momenteel wordt aangelegd is niet groot. Er komt nog groen op. Het klooster van de drie oude nonnekes is ietsje verderop, bij de vroegere meisjesschool. De pastorie staat naast de kerk, er tegenover staat een groot, verlaten huis, met de bijbehorende opstallen op instorten. Aan de rand van het dorp is ‘het home’, dat, in de woorden van Jef Mertens ‘geplaatste kinderen bijhoudt.’

Al met al een levendige gemeenschap, verzekert schooldirecteur Van Gils. Neem alleen de school zelf. Vroeger had je de meisjesschool van de nonnekes en de jongensschool van de gemeente. „Een jaar of zeventien, achttien geleden zijn ze gefusioneerd.” Vandaag de dag zitten de kleuters in de vroegere meisjesschool en de grotere kinderen in de jongensschool van weleer, vijfhonderd meter verderop. „Het streven is beide scholen bij elkaar te krijgen. Dat wil zeggen, de bestaande scholen uitbreiden of nieuwbouw.” De school is levensvatbaar, tegenwoordig. Jaren geleden was het nog kantje boord, toen dreigden er te weinig kinderen te komen in Zondereigen om plaatselijk onderwijs te kunnen behouden. „De tendens is er dat meer jonge gezinnen in Zondereigen komen wonen. Als er bouwplaatsen vrijkomen, trachten jongeren die te kopen. Mijn eigen kinderen wonen in Hoogstraten en Vorsselaar, maar ze willen terugkomen”, zegt Van Gils.


De natuur, de rust en de mentaliteit, daar moet Zondereigen het van hebben, denkt de schooldirecteur. Wat die mentaliteit precies inhoudt, dat is moeilijk. Van Gils schetst graag het beeld van een hechte, dynamische gemeenschap zelfs, maar als er op een gewone dag in Zondereigen drie mensen tegelijk op straat zouden lopen, zou dat opvallen. Niet dat er helemaal niks gebeurt. De verenigingen bloeien. De Bond van Grote en Jonge Gezinnen, die zorgt voor landelijke belangenbehartiging, heeft honderden leden. Het Landelijke Gilde en het Katholiek Vormingswerk voor Landelijke Vrouwen samen ook. De Katholieke Landelijke Jongeren zijn bijzonder goed georganiseerd in Zondereigen. En er zijn veel losse activiteiten, waar veel mensen aan meedoen. Het Parochiefeest in september bijvoorbeeld, of de kinderen die zingend langs de huizen gaan met nieuwjaar en daarna sinds mensenheugenis chocola en wafels krijgen in het parochiehuis. Of het koken voor mannen, dat was iets nieuws. De mannen van het dorp hadden elkaar opgejut, zo van ‘als jij gaat, ga ik ook.’ Enkele tientallen hebben eraan meegedaan, in het parochiehuis, en het werd afgesloten met een etentje voor de vrouwen. De schooldirecteur zelf had ook meegedaan, en de secretaris, en nog anderen. „Niemand voelt zich hier meer dan de ander.”


De vrijwillige brandweer heeft sinds twee jaar een avondmarkt, dan wordt de hele straat afgesloten, van het begin tot het eind. Massa’s volk komen er op af, het kan duren tot vier uur ’s nachts en geen wanklank. Wel gezelligheid. „Dat vind je alleen op Zondereigen. Als er hier iets is, gaat de hele gemeenschap er naartoe”, zegt de schooldirecteur. Ook buitendorpsen, import, worden zonder moeite opgenomen in de harmonische gemeenschap, geeft de directeur aan. Raadslid Jef Mertens plaatst daar een kanttekening bij. „Tegenwoordig als er iets leegkomt op Zondereigen, komen er toch vaak vreemden in. De mentaliteit wijzigt daardoor. Vreemden durven nog wel eens naar de police te bellen als er laweit is.”

Mertens lacht zijn bijzonder gebit nog eens bloot, om in één teug door te vertellen over ander ongerief van Zondereigen. De ruilverkaveling die eraan komt en waar Mertens niet blij mee is, bijvoorbeeld, dat wordt nog wat. Ruilverkaveling betekent grotere bedrijven, minder kleinschalig en dat past niet goed, denkt het raadslid. „Zondereigen moet zijn eigenheid bewaren.” In zijn vrijgezellenhuis, vol met stapeltjes papieren en een computer/fax is Mertens niet te stuiten. Vol aanstekelijk vuur tovert hij een brief tevoorschijn. ‘Aan de huurders en/of gebruikers van eigendommen toebehorend aan de kerkfabriek Sint Rumoldus.’ De kerkfabriek is wat in Nederland kerkbestuur heet. De Heilige Rumoldus is ‘Bisschop en Martelaar, bijzonderen patroon tegen koningszeer, gezwellen, kwade oogen en andere lichamelijke kwalen, wiens h. relikwieën met grooten toeloop van volk Godvruchtig vereerd worden te Zondereigen.’


En Mertens is behalve raadslid ook schatbewaarder van de kerkfabriek. Daarom heeft hij die brief in bezit, uit 1992. Het kerkbestuur wil pachtgeld van het schoolbestuur, want de speelplaats en de fietsenstalling bij de kleuterschool zijn van de kerk. Of de school dus jaarlijks 14.155 frank (ruim 700 gulden) wil overmaken, vroeg de kerk in 1992. Mertens zucht ervan. „Dat loopt nu nog steeds, we hebben nog geen frank ontvangen. En we hebben ook nog met een landbouwer ambras. Die stelt zijn eigen pacht vast, dat kan toch niet hé. Ik heb er nog nooit openlijk over gesproken, maar er moet nu maar eens een eind aan komen. Iedereen moet gewoon het zijne betalen”, zegt Mertens, die er nog en algemene opmerking aan toevoegt: „Als het hier spant, gaat het hard, hè.” Schooldirecteur Van Gils gaat niet graag in op de brief van het kerkfabriek. Twee dingen mogen er van hem over in de krant. Eén: er is doodgewoon nooit een huurovereenkomst geweest, dus hoeft de school niet te betalen. Twee: de school heeft destijds tevergeefs geprobeerd een gesprek te arrangeren met de kerk. Het meningsverschil is volgens de directeur ook allang uit de wereld. Wel schetst hij de achtergrond ervan. „Het heeft te maken met een vroegere pastoor die dacht dat hij alles te zeggen had in een kleine gemeenschap als Zondereigen. Ik ben daar tegenin gegaan. Een klein voorbeeldje: Tegen de voorzitter van de ouderraad destijds, zei de pastoor: Jij bent niet de voorzitter, dat ben ik. Ik bepaal wat er gebeurt.” Dan pakt de huidige pastoor van Zondereigen, Gaston Belmans, het eigentijdser aan. In De Spetser, maandblad voor Merksplas en omliggende kernen, schrijft hij over drugsgebruik en hoe ouders daarop het beste kunnen reageren. Zondereigen moet Belmans delen met de Willibrordusparochie in Merksplas. De pastoor krijgt wel hulp van pater Tom Geeris, die in Zondereigen naast de kerk woont en vaak de Heilige Mis doet.


Achter de kerk wonen ‘de zusterkes’ van de orde Annonciaden van Huldenberg. Zuster Theophane (98), zuster Emma (87) en zuster Rosalie (73). Zuster Theophane zit in een rolstoel en verbaast zich over het bezoek. Het bezoek schrijft met de linkerhand. „Dat kán niet”, roept zuster Theophane van tijd tot tijd. „Hedde gedaan met kijken?”, zegt zuster Emma tegen zuster Theophane, als deze even wegslaapt. Zuster Emma heeft zelf ook een beetje gedaan met kijken, haar ogen zijn erg slecht, ze kan niet meer lezen. Zuster Emma wil er niet over klagen, maar doet dat soms toch. „Na mijn pensioen zou ik alle boeken van de hele bibliotheek gaan lezen. Ik kan niet meer fietsen, daar heb ik nog het meeste spijt van. Ik ben een huiskat geworden.” Zuster Rosalie zet iedere ochtend in de kerk de spullen klaar voor de mis. Er komen niet zo veel mensen meer naartoe. Vanmorgen waren het er acht, weet zuster Emma precies. Gedrieën leiden de zusters een kalm leven. Ze hebben Zondereigen zien veranderen, de afgelopen decennia, maar niet zo veel. Het leven is er iets jachtiger geworden, ouders die hun kinderen komen ophalen op school hebben meer haast, en met al die fietsers die er op zondag langskomen is het dorp ook drukker dan vroeger. En de zusters kennen niet meer iedereen, ‘met die nieuwe inwijkelingen allemaal.’


Hele generaties hebben school gelopen bij de zusters, toen die nog les gaven in Zondereigen. Honderden verhalen moeten ze kunnen vertellen over de eigen aardigheden van het dorp en de dorpelingen. Maar dat doen ze niet. Wel vertellen ze algemene geschiedenissen. Over de brandende ‘vlieger’ bijvoorbeeld, die zuster Emma op 13 mei 1944 over het huis zag komen en die verderop neerstortte. De acht Australiërs en de ene Brit die erin zaten liggen nu ook op het kerkhof van Zondereigen. De taarten die de zusters vroeger bakten voor het parochiefeest, nog zo’n onderwerp. Honderden moeten het er geweest zijn. „Nu ze het zelf moeten doen weten ze pas wat wij gedaan hebben.” De kermis, ook leuk. „Een paardjesmolen en neven de kerk de botsautookes, een schietkraam, patatten friet en wat nog, niet veel. Met Beloken Pasen is dat, acht dagen na Pasen.” Er is nog meer werelds vermaak. Twee kroegen op Zondereigen. Het Schuttershof, waar de dorpelingen komen en een jonge waard probeert dingen op touw te zetten, en De Boerderij. De Boerderij is meer iets voor mannen met Mercedessen en BMW’s, zegt een dorpeling. Nee, zijn naam hoeft niet in de krant, in dit verband. Maar het is waar, er worden wel eens afspraken gemaakt in De Boerderij, dat een mevrouw daar naartoe komt en dat ze dan met zo’n dure meneer vertrekt naar elders. „Dan zie je ’s morgens een klein autootje staan van zo’n mevrouw. Want pas op, het gebeurt niet hier, hè.”

Uit BN/DeStem