Een aantal gebouwen tussen de bomen aan de rand van Bergen op Zoom: psychiatrisch ziekenhuis Vrederust. Rust heerst er inderdaad en vredig is de aanblik van het terrein. Maar er gebeurt van alles en achter de muren kunnen de spanningen oplopen. Een impressie in stukken en brokken.

'Hier wordt de chaos verdragen'

Verpleegkundige is zélf middel tegen de kwaal



Twee dagen sjouwen over het terrein aan de hand van Ton Habraken. Eén dag te gast in de kliniek, bij psychiater Lucas Jansen en afdelingshoofd Max Floresse. Een langer gesprek met verpleegkundige Trenneke Blom, korte gesprekken met tal van andere personeelsleden. Directeur patiëntenzorg Wil SmithVan Rietschoten vond het allemaal goed, bemiddelde welwillend, maar had één zorg: de privacy. Echte namen van patiënten komen in dit stuk niet voor, behalve die van Ton Habraken dus, voorzitter van de patiëntenraad, tien jaar in de psychiatrie _'meestal deeltijd gelukkig'_ en geduldig gids.

Het terrein van Vrederust is groot en open. Iedereen mag erop. Veel bomen, maar ook weer niet te veel. Er is gekapt, zodat je steeds vanuit het ene gebouw het andere kunt zien. Busjes vervoeren patiënten. Een buitenstaander stelt zich voortdurend de vraag: wie is hier gek, wie niet? Trenneke Blom heeft daar na twaalf jaar in het vak soms ook nog moeite mee, maar kan wel een paar vuistregels geven. "Je ziet het aan kleine dingetjes. De manier van lopen, de gelaatsuitdrukking. Iemand met dempende medicijnen krijgt een speciaal loopje, trager. Patiënten gaan vaak wat gebogen, dat heeft dan met hun stemming te maken." Maar vergissen blijft mogelijk. Een frisse, gezond ogende Hollandse meid geeft geen hand. Ze blijkt toch ziek. Smetvrees. Soms is het overduidelijk, zoals bij die aardige man die in de kantine naast je komt zitten, flesje alcoholvrij bier in de hand. De man buigt zich naar je toe, belooft de volgende keer echte drank mee te brengen _ook voor jou_ en doet een bekentenis. "Ik heb mijn medicijnen weggegooid. Tegen niemand zeggen hè?"

Ton Habraken had vroeger goede banen. Hij was juridisch adviseur op het gebied van de volksgezondheid van de gemeente Roosendaal en werkte bij de GGD, maar werd ziek. Manischdepressief. Habraken woont in Bergen op Zoom, heeft geregeld contact met zijn behandelend arts op Vrederust en gaat doordeweeks iedere dag naar het ziekenhuis om therapeutisch te werken. Eenvoudige klussen, zoals spuitmonden voor tubes lijm inpakken. "Ze hebben geprobeerd me iets in mijn eigen richting te laten doen, maar ik ben hier tevreden mee." Habraken is een gezien man op Vrederust. Kalm, intelligent, voorzitter van de patiëntenraad. De raad vergadert. Iemand kan niet komen, hij zit voor een tijd op een gesloten afdeling. De voorzitter deelt mee dat de pendelbus van Vrederust naar Bergen op Zoom, opgeheven wegens bezuinigingen, toch weer een beetje gaat rijden. De Landelijke Patiënten Raad zal binnenkort kijken naar het zaken kleedgeld en het thema armoede in de psychiatrie is onderwerp geweest van een regiovergadering. Wim Warmoeskerken van de huishoudelijke dienst schuift aan, om te vertellen over de nieuwe dekbedden. Dan komt Nelleke ineens binnen. Nelleke doet ietwat gek. Habraken stuurt haar niet weg het is een openbare vergadering maar zegt dat ze wel haar mond moet houden. Dat helpt een beetje. Nelleke: "Jan, draaide gij een sjekske voor mijn? Ik wou iets voorstellen: het eten is niet goed! Jan, houde gij een bietje van mijn?"
Vrederust kent twee sectoren: acute opname en voortgezette behandeling schuine streep ouderenpsychiatrie. Er zijn ongeveer vierhonderd klinische patiënten, duizend poliklinische en honderd anderen in deeltijd. Ze hebben de beschikking over dertien klinische afdelingen, een afdeling therapie, deeltijd en een polikliniek. De meeste van de twintig gebouwen hebben namen die naar water ruiken. 'De Zoom' voor Korsakovpatiënten, De Slikke voor ouderen, De Schorre, Venne, Mare, Lindezicht. In De Sprenge (de bron) zijn onder meer de kantine en een ruimte voor ontspanning; het buurthuis. Hier hangen de aankondigingen van artiesten als Marianne Weber, Eddy Wally en Franklin Brown. Hier staat ook in een hoek een man met één vinger op een typemachine te rammen, een paar uur lang. Niemand kijkt er van op. In het buurthuis komt iemand binnen die je liefdevol zou kunnen omschrijven als 'een mooie gek.' We noemen hem Kees. Kees heeft bruine vingers, draait voor iedereen die dat wil een shaggie en zingt. "Vergeet mij niet en denk van tijd tot tijd aan mij die in den vreemde lijdt." Het is een liedje van de Migra's, Kees vindt het aangrijpend. "Ik krijg er tranen van in mijn ogen." Kees loopt al jáááren mee op Vrederust . Hij kent de tijd nog van de lolliefabriek. "Het was daar altijd vergeven van de wespen." De verdwenen zangclub, de opgeheven wandelclub, de voorbije mondharmonicaclub, de nietmeerbestaande werkclub van broeder Korteweg, Kees heeft er goede herinneringen aan. En aan de streken die hij uithaalde ook. "Er kwam hier een keer zo'n deftige meneer op bezoek. Hij hing zijn jas op aan de kapstok, maar daar zat een portefeuille in. Die heb ik eruit gehaald. Ik ben dagenlang duur op stap geweest." Die keer dat Kees in de kerktoren was geklommen, dat was ook mooi... En dat hij wijn het ziekenhuis binnensmokkelt, ach, daar tilt hij zelf niet zo zwaar aan. "Anders wordt het zo saai, als je niks verbodens doet" Minder leuk vindt Kees een ander verhaal. "Je hebt ook mensen die een eind aan hun leven maken."

De Kliniek is een laag gebouw, op het oog niet veel bijzonders. Maar hier kunnen schokkende dingen gebeuren. Doordraaiende mensen die door verplegers in bedwang worden gehouden en in een isoleercel gezet. Acute opnamen van mensen in psychotische toestand. Scènes die niet voor een buitenstaander zijn bedoeld en ook niet voor de krant. Privacy. In de Kliniek zijn de meeste deuren naar de buitenwereld op slot. Niet iedere patient kan vrijelijk weglopen. Afdelingshoofd Max Floresse stopt de gast een sleutel toe. "Voor als je eens ergens uit wilt." De verplegers zijn hier alerter dan op andere afdelingen. Ze moeten steeds goed opletten, want het kan ieder moment hectisch worden. In de woorden van Floresse: "Hier wordt de chaos verdragen, een psychose mág." Als het maar niet te gek wordt. In jargon: 'Niet te ontwrichtend.'In de vier 'units' van de Kliniek verblijven in totaal zo'n veertig mensen. Het is de bedoeling dat ze zes tot acht weken blijven voor observatie en een kortdurende behandeling. Steeds vaker komen oude bekenden vanzelf weer terug omdat hun ziekte opnieuw de kop opsteekt. Voor hen is een woord bedacht: draaideurpatiënten. Lucas Jansen is chef de clinique en één van de behandelend psychiaters. Hij doet zijn ochtendronde. Dat wil zeggen: hij maakt een babbeltje met de patiënten, die zich hebben verzameld in een ruimte met stoelen en banken die huiskamer heet. Jansen staat bij iedereen even stil. Een grote vent in een rockTshirt is daar niet blij mee. "Alweer aandacht, ik hou niet van aandacht."
Een ander wordt door Jansen vermanend toegesproken. "Dat is jammer hé, dat je je vrijheid misbruikt." Een man krijgt op zijn kop omdat hij tegen de afspraak in 'snachts zijn bed uitgaat om een sigaretje te roken. Een mevrouw wil driehonderd gulden. De psychiater praat op neutrale toon met zijn patiënten. Ook als ze dwarsliggen. "Jij bent geen psychiater", zegt de patiënt. "Hoe weet je dat?", vraagt de psychiater. "Dat kan ik zien", antwoordt de patiënt. Jansen wordt niet boos, legt patiënten uit wat hij gestoord aan hen vindt, 'signaleert emotioneel neutraal.'Max Floresse neemt eveneens het woord neutraal in de mond. "Patiënten verwonden zichzelf, automutilatie. Dan moet je niet zeggen: hou daar toch mee op. Dat werkt niet, dan gaan ze het nog een keer doen. Je moet heel neutraal blijven. Niet vragen waarom, gewoon hechten." "We handelen vanuit een biopsychosociaal denkkader", geeft Lucas Jansen aan. "We gaan ervan uit dat het brein als apparaat verantwoordelijk is voor het denken en psychisch functioneren. We proberen dat functioneren in verband te brengen met iemands levensgeschiedenis. In de behandeling is vertrouwen wekken het eerst belangrijke. In de gesloten afdeling kan daarbij dwang gebruikt worden. Dat lijkt tegenstrijdig _vertrouwen en dwang_ maar is het niet. Als je maar helder, eerlijk en consistent bent." In de ochtendvergadering wordt duidelijk hoe de uitgangspunten in de praktijk uitpakken. Zes, zeven personeelsleden van Vrederust komen bijpraten over de patiënten, ieder vanuit zijn eigen vakgebied. Lucas Jansen leidt. Er wordt niet geleuterd, beslissingen vallen in een hoog tempo, beeldende typeringen van patiënten vliegen over tafel. Over een vrouw: "Mevrouw heeft vandaag geen programma en kan doen wat ze het liefste doet: niks. Ze zit gewoon wat te zijn, om het zo maar te zeggen."
Over een meneer: "Hij is hier omdat hij anders zijn hele familie iets zou hebben aangedaan. Hij had al een lijstje klaar." Jansen suggereert een individueel programma voor de man, tegen agressie. "En doe maar niet de boksbal." Over een mevrouw: "Ze ageert tegen alles, maar als ik zeg 'Nou ga je innemen', dan lacht ze en is het goed. Ze trekt geen plan, geen conclusies." Een mevrouw wil op weekendverlof, de artsen denken dat het gegarandeerd goed zal gaan, maar blijven tegen de vrouw zeggen dat ze twijfelen. "Onze twijfel moet leiden tot het nemen van meer verantwoordelijkheid. Twijfel als medicijn." Tussendoor krijgt Jansen een telefoontje. "Met wie spreek ik eigenlijk? O, maar ik kan u moeilijk te woord staan, want dat mag ik alleen als de betreffende persoon het ermee eens is. Dat zijn zo de regels." Korte stilte. "Wij zijn geen waarheidsvinders, wij gaan uit van de werkelijkheid van de mensen zelf." Korte stilte. "Ik denk niet dat ze u een briefje gaat schrijven dat ik u inlichtingen mag geven." Einde gesprek. De vergadering snelt voort. Jansen over een jonge vent: "Hij mag in het weekend niet weg. Een krachtig signaal van ons is goed voor de behandeling. We kunnen deze jongen niet zonder conflict in een ander spoor krijgen.En conflicten, daar zijn we goed in."

Over een man: "Hij wil met de taxi naar Roosendaal. Vinden jullie dat verantwoord? Je weet het nooit met hem. Ik stel voor dat we voortdurend onze bezorgdheid uiten en de risico's toch maar nemen. Als we alles op veiligheid gooien, weten we zeker dat het mis gaat." Over een vrouw: "Ze heeft spanningen in haar relatie, wat zich uit in snijgedrag. Gisteravond maakte ze nog de opmerking: 'Ik hang me op.' Ik heb aangegeven dat de vrijheid om jezelf om het leven te brengen een beperkte vrijheid is. Daar was ze het mee eens." Jansen lacht mild bij de laatste opmerking. Uit het lachje spreekt: we proberen hier van alles. Iemand komt een fax binnenbrengen voor Jansen. Een muziekstuk op een papier van een meter lang, allemaal noten. "Ik speel een hobosolo in de Bredase revue, een maat of vier, in het Chassétheater, een tamelijk professioneel arrangement." De vergadering gaat vervolgens nog een tijdje door. Over een vrouw zegt Jansen: "Ik ben benieuwd hoe ze me nu weer gaat mijden." Over zichzelf zegt de psychiater, buiten de bijeenkomst om: "Ik ben een doener, dominant, directief, grenzen stellen. De patiënt vindt dat vaak een beetje eng. Er zijn mensen die denken dat ik geen psychotherapie kan doen, dat ik niet rustig achterover kan zitten. Maar de artsen zijn hier allemaal een beetje verschillend, dat vinden we prettig, geen grijze worst."

Jansen wervelt door, de hele dag, zonder lunch. In de middag komt een vrouwelijke artsenbezoeker langs om het middel haldol _tegen psychosen_ aan te bevelen. Jansen geeft een geheimpje prijs. "Volgens de wet moet je alle bijwerkingen vertellen, maar dat doen we niet want dan worden mensen gek." Als het bezoek weg is, weidt Jansen uit over geneesmiddelen in de psychiatrie. Patiënten zonder medicijnen zijn er vrijwel niet. In de jaren zestig was er verzet tegen medicatie en intensieve behandeling van psychiatrische patiënten. Antipsychiatrie heette die stroming. "Het denken daarover heeft veel mensen gestimuleerd dit vak in te gaan. Mij ook. Maar ik heb me later door de realiteit laten corrigeren." De realiteit van deze dag noopt Jansen tot voortdurend overleg over een patiënt die met de auto naar de kermis wil. Dat kan niet, het is te gevaarlijk. Maar tegenhouden kan ook niet. De man om wie het gaat, behoort tot de zeventig procent van de patiënten die vrijwillig in de Kliniek zijn opgenomen. De enige manier om hem binnen te houden is het aanvragen van een 'IBS': inbewaringstelling. Met goedkeuring van de burgemeester en na toetsing van een RIAGGarts kan een patiënt tegen zijn zin vastgehouden worden. Jansen spreekt een paar keer met de man, die inmiddels 'in de separeer' is beland. De patiënt houdt voet bij stuk, Jansen uiteindelijk ook. Het wordt inderdaad IBS. Geen kermis, binnenblijven. Wanneer mag je een patiënt van zijn vrijheid beroven, wanneer niet? Afdelingshoofd Max Floresse en Jansen schetsen het dilemma: "Het is een illusie dat je mensen de rest van hun leven kunt opsluiten. Als je altijd op safe speelt, bereik je niks. We overleggen over vrijheden. Maar kies je niet het juiste, dan gebeuren er ongelukken. Er komt een grote dosis ervaring bij kijken. Je kunt alleen veel luisteren, body geven aan professioneel handelen. En iemand die zich aan een boom wil ophangen, moet je niet het bos insturen."

De Kliniek is in omvang maar een klein onderdeel van Vrederust . Het ziekenhuis omvat ook nog een kerk, een schouwburg, een kapsalon, dierenparkje, vijver, pedicure, winkel en patiëntenpub. De arthotheek is er niet meer, want er werd voor tienduizenden guldens aan kunst niet meer teruggebracht. Wel zijn er nog een zwembad, bibliotheek, sporthal, boekbinderij, fietsenmakerij, pottenbakkerij, een gebouwtje van de voetbalclub. De groentekas, die vijf jaar geleden nog een investering van een miljoen vergde, gaat binnenkort dicht wegens teruglopende belangstelling voor therapeutisch tuinieren. Daarmee verdwijnt het laatste agrarische onderdeel van Vrederust . Vanaf het begin, in 1904, kwamen veel boeren en landarbeiders terecht in wat toen nog heette Het Zeeuwse, protestantschristelijke krankzinnigengesticht. Historica J. Gorisse heeft een mooi boekje geschreven over de geschiedenis van Vrederust , pas verschenen. Het heet 'Van idealen en mensenwerk.'

Mensenwerk. Verpleegkundige Trenneke Blom weet er alles van. Ze is waarnemend afdelingshoofd en psychiatrisch verpleegkundige op De Zoom. Het gebouwtje herbergt 24 patiënten, bijna allemaal met het syndroom van Korsakov. Veel verbetering zit er bij deze mensen niet meer in. Ze hebben stevig gedronken vroeger en slecht gegeten. Hun hersenen zijn onherstelbaar beschadigd, het geheugen is kapot. "Het enige dat je kunt doen is ermee leren leven", stelt Blom. Dat gaat dan met hulpmiddelen als grote agenda's, weekprogramma's, een duidelijke dagindeling, alles om maar zo veel mogelijk houvast te bieden. Als dat goed uitpakt, kunnen patiënten uitindelijk toch weer naar huis. "Door houding en gedrag kun je als verpleegkundige veel bereiken. Vooral inlevingsvermogen is belangrijk. Als je jezelf verplaatst in een patiënt kom je een eind in de goede richting en kun je ook aardig inschatten of iets gaat escaleren. Jouw houding, gedrag en optreden zijn van belang. Een verpleegkundige is zélf het instrument."

De kwalen zijn in dit verhaal onderbelicht gebleven. De psychische ziekten waaraan mensen lijden en de manier waarop ze daaraan ten onder kunnen gaan. De dagelijkse beslommeringen van patiënten in de diverse paviljoens. De droevige geschiedenissen die zich voltrekken achter deuren
die dicht bleven. De onmacht en afschuw, bij voorbeeld als weer iemand zichzelf met scherven opensnijdt. De ellende, de pijn. De mensen die snakken naar vrede. En rust.