‘Naïviteit journalisten verbaast’

De naïviteit van journalisten verbaasde hem misschien nog wel het meest, veertig jaar lang. Journalisten die denken dat zoiets als dopingvrije topsport bestaat. Raymond de Vries, oud-manager van topatleten, schreef een niets ontziend boek over een deel van zijn leven. Over slechte zakelijke deals, dwangmatig gokken, Haagse criminelen die hem achtervolgden, een stormachtige relatie die op de klippen liep en ook – zij het zijdelings – over doping. Titel van het boek: ‘Opkomst en ondergang van een ongelooflijk stomme zak.’
Die ongelooflijk stomme zak was De Vries zelf, maar stom is iets anders dan diplomatiek of verhullend. Dat is De Vries niet, ook niet als het gaat over doping. Jarenlang opereerde hij als insider in de wereld van de topatletiek. Logisch dat De Vries in die wereld belandde, in 1977 was hij Nederland kampioen hoogspringen. Al in zijn jaren als topsporter ging hij de controverse en het buitenissige niet uit de weg. ‘Ik heb een hang naar het buitengewone. Als hoogspringer kwam ik een jaar uit voor Sealand, ken je dat? Een eilandje voor de kust van Engeland.’
Na zijn loopbaan werd De Vries manager van topatleten als Merlene Ottey, Paul Ereng, Mike Conley, Yobes Ondieki, Billy Cochellah en Ben Johnson. Zonder agenda, met alle relevante afspraken en telefoonnummers in zijn geheugen, reisde hij de wereld rond, ogen en oren wijd open. Dus ja, ook doping kwam op zijn pad.
Eén keer gebruikte hij zelf anabole steroïden, drie weken aan een stuk. Tot het moment dat zijn toenmalige vriendin, moeder van zoon Miles, in een boze bui een handvol van dat spul in haar mond stopte. Als het dan toch geen kwaad kon, kon zij het ook wel nemen, vond ze. De Vries wist niet hoe snel hij het spul uit haar mond moest halen, en stopte met de anabolen. Zoon Miles, studerend in de VS, 18 jaar, speelt daar american football. Hij deed onlangs een mededeling aan zijn vader. ‘I need steroids.’ Steroïden, nodig om op de high school van El Paso mee te kunnen met zijn teamgenoten. De Vries gaat zijn zoon daar niet mee helpen, maar zegt tegelijkertijd dat hij niet tegen doping is. ‘Ik realiseer me dat dat dubbel is.’
Dubbel is ook de moraal in de topsportwereld, de hypocrisie is in de ogen van De Vries het meest stuitende aspect van het dopingvraagstuk. ‘Zo’n Carl Lewis die moord en brand schreeuwt als Ben Johnson wordt betrapt op de Olympische Spelen in Seoul, terwijl later blijkt dat Lewis zelf tot achter zijn oren vol zat.’
In zijn boek vertelt De Vries onbekommerd over eigen avonturen met doping. Die keer dat hij met trainer Henk Kraaijenhof in de trein zat op weg naar Parijs en Kraaijenhof een koffer vol groeihormoon en anabolen bij zich had, en dat ze met veel mazzel een onverwachte controle doorstonden. Of over het gebruik van anabolen door Ria Stalman, Olympisch kampioene discuswerpen in Los Angeles 1984. Niet erg aardig voor de betrokkenen. ‘Maar Kraaijenhof heeft doping altijd gepropageerd en het verhaal over Stalman is al oud en bekend.’
Met gemak en relaxed alsof het gaat om de prijs van een onsje broodbeleg, dist De Vries ook verhalen op die niet in het boek staan. ‘Bij de Olympische Spelen van Los Angeles zijn twaalf Amerikaanse winnaars betrapt. Alexandre de Merode heeft de codenummer van de besmette monsters, die het monster aan een atleet linkten, mee naar zijn hotel genomen. Daar zijn ze uit de kluis gestolen. Dan denk je: hoe is dat in Godsnaam mogelijk? Er worden gewoon opzetjes gemaakt. De gouden medaille van Lewis mocht niet in gevaar komen.’
Prins Alexandre de Merode, overleden in 2002, was bij leven lid van het Internationaal Olympisch Comité, voorzitter van de Medische Commissie van het IOC en had de reputatie van fervent dopingbestrijder.
Nog zoiets: ‘Na het betrappen van Ben Johnson in Seoul had ook Florence Griffith gepakt moeten worden. Iemand die twijfelt aan het dopinggebruik van Griffith, is niet goed bij zijn hoofd. Maar één van de grote Amerikaanse televisiestations dreigde niet meer op de volgende Spelen te bieden als er in Seoul nog één geval aan het licht zou komen.’
Nog één: ‘De Brit Andy Norman was ook manager van atleten. Hij kocht anabolen van de dokter van Ben Johnson, Jamie Astaphan. Toen Johnson gepakt werd, kwam er een proces, een publieke lynching. Astaphan moest getuigen. Vlak daarvoor was Norman koortsachtig op zoek naar Astpahan. In diezelfde tijd werd 25.000 pond van de Engelse bond gestolen bij Norman. Ik weet honderd procent zeker wat er met dat geld gebeurd is. Zwijggeld voor Astpahan. Daar brengt niemand mij van af, maar ik kan het niet bewijzen. It doesn’t hold in court.’
Het zijn voetnoten in het veelbewogen leven van Raymond de Vries. Grenzen verkennen, ze af en toe overschrijden en dan op de blaren zitten. Wie wil weten, bij voorbeeld, hoe De Vries zich uiteindelijk ontdeed van de Haagse penoze die hem op de hielen zat, leze zijn volgende boek. De Vries stelt ook nog een Engelse versie in het vooruitzicht waarin hij wat wederwaardigheden van enkele Britse atleten zal onthullen.
Van de dopingstand van zaken in de hedendaagse atletiekwereld is De Vries niet meer op de hoogte. Hij ziet zichzelf niet zo snel terugkeren als atletiekmanager. ‘Ik ben 55 en topsport is een young man’s game. Tenzij Usain Bolt belt. Toen ik zijn honderd meter in Peking zag, heb ik voor het eerst sinds jaren weer gejuicht. Ik krijg er nu nog kippenvel van.’
Of Bolt dopingvrij is of niet, het zal De Vries maar matig boeien. ‘Niemand hoeft verbaasd te zijn dat iemand doping gebruikt. De winnaar doet het, de nummers één, twee, drie, vier, vijf, zes zeven, acht, negen en tien ook.’

Reacties: info@elshout.nu

terug verder