Braziliaanse Robin Hood blijft ongrijpbaar

Was hij een edelman gelijk Robin Hood of een gewetenloze plunderende moordenaar? De geschiedenis weet niet goed raad met Lampião, bendeleider in het noordoosten van Brazilië. In de jaren twintig en dertig van deze eeuw trok hij brandschattend over de dorre vlakten.

Talloze zangers uit het noordoosten bejubelen vandaag de dag Lampião, een

man die honderden doden op zijn geweten heeft. Hij staat symbool voor het verzet tegen de onderdrukking van de nordestinos door de coroneis. Serieuze geschiedkundige boeken over zijn leven zijn in Brazilië schaarser dan werkjes waarin kritiekloos wordt verhaald van zijn edele inborst, moed, slimheid en doorzettingsvermogen. Feiten leggen het af tegen mythen.

De opkomst van Lampião en zijn bende kan niet los gezien worden van de armoede en de sociale onrechtvaardigheid die begin deze eeuw het noordoosten van Brazilië al kenmerkten. Politie en justitie waren er vooral om de belangen van de elite veilig te stellen. In dit klimaat gedijden de cangaceiros; de leden van de rondzwervende bendes van wie Lampião de beroemdste zou worden.

Lampião, op 7 juli 1897 in de deelstaat Pernambuco geboren als Virgulino Ferreira da Silva, was geen arme sloeber. Zijn vader José Ferreira dos Santos bestierde een middelgrote veeboerderij en Virgulino had geen directe reden om zich op te werpen als voorvechter van de armen. Hij zou zijn leven slijten als cowboy en rancher.

Zoiets banaals als een burenruzie zorgde voor een andere wending. Maar dan wel een burenruzie die in de beste tradities van het Amerikaanse wilde westen en het Braziliaanse noordoosten werd beslecht: gewapenderhand.

De precieze aanleiding voorde animositeit tussen Virgulino en diens naast buur, José Saturnino, is verloren gegaan in een veelheid aan verschillende verhalen. Zeker is wel dat de rivaliteit al snel uit de klauwen liep. Kleine schietpartijtjes leidden tot erger. Steeds meer mensen raakten betrokken. Een vriend van de vijand was ook een vijand. Wraak werd de drijfveer van Virgulino, die werd bijgestaan door onder meer zijn broers Antonio en Levino. Dit leidde in 1921 tot de plundering van het plaatsje Patriconhas.

Het dorp was doelwit omdat de plaatselijke politiechef Manoel Pereira het had bestaan een inval te doen in de boerderij van Virgulino en diens familie. Beladen met goud, geld, horloges en juwelen verlieten de broers Patriconhas. Negen dagen later sloeg de politie terug; Virgulino's vader werd zonder pardon doodgeschoten. Nu was er geen weg terug meer voor de zoons: de dood van vader moest gewroken. Een leven zonder geweld behoorde niet meer tot de mogelijkheden. Virgulino sloot zich aan bij de bende van Sebastião Pereira, die grote faam genoot. Bijna al Pereira's bendeleden bleken zich uit ongeveer dezelfde motieven als Virgulino aangesloten te hebben. Het gewelddadige noordoosten kweekte zijn eigen moordenaars.

Het duurde niet lang of Virgulino vormde een eigen bende. De bijnaam Lampião was inmiddels zijn deel geworden. Waar die naam precies vandaan komt is nooit met zekerheid vastgesteld, maar het meest gangbaar is de theorie dat Virgulino dusdanig snel kon schieten dat de loop van zijn geweer er van ging gloeien, als een lampion.

Vanaf begin jaren twintig tot zijn dood in 1938 trok Lampião vechtend, vluchtend, plunderend, chanterend en schuilend door verschillende staten van het noordoosten. Hij omringde zich met een vaste kern van vertrouwelingen, onder wie zijn broers Antonio en Levino, die beiden eerder dan Lampião sneuvelden in de strijd. Verder varieerde de omvang van zijn troep steeds; van vijf of zes tot enkele tientallen, afhankelijk van de te klaren klus.

Grote faam verwierf Lampião toen hij in 1922 het huis van de barones van Agua Branca overviel en er met een forse buit vandoor ging. In de heldengedichten, die op de bendeleider zijn gemaakt, heet het dat hij gul sieraden en geld uitdeelde aan de arme bevolking van het plaatsje, maar historici hebben hun twijfels bij deze lezing. Waan en werkelijkheid blijken vaak nauwelijks te ontwarren.

Enkele bijzondere gaven van Lampião werkten de mythevorming rond zijn persoon in de hand. In de talloze grote en kleine veldslagen met de volantes (groepen politiemannen die hem overal achterna zaten) raakte de bendeleider zelf zelden gewond. Hij kon uitzonderlijk goed schieten, ondanks zijn blindheid aan één oog. Zijn tactisch vernuft en kennis van het terrein stelden hem keer op keer in staat succesvolle hinderlagen te leggen en herhaaldelijk wist hij te ontkomen aan een grote overmacht van tegenstanders. Met boerenslimme trucs verdoezelden de bendeleden hun sporen, zodat het soms leek alsof ze plots in het niets verdwenen. Dit alles verschafte Lampião een aura van onaantastbaarheid.

En dan was er de wreedheid die tot de verbeelding sprak.Exemplarisch is de dood van politieman Herculano Borges, die in handen viel van Lampião’s vertrouweling Corisco. Borges werd als een slachtrijpe koe aan zijn voeten opgehangen. Hij werd levend gevild, zijn oren, hoofd en voeten werden losgesneden, de rest van het lichaam ging in vier stukken en al deze lossen delen werden apart op stokken geprikt en zo als waarschuwing achtergelaten. Ook vergrepen de mannen van Lampião zich herhaaldelijk aan vrouwen in de dorpen die ze aandeden op hun strooptochten.

Of de bendeleider zich hier zelf ook schuldig aan maakte is nog steeds onderwerp van discussie. Uit de overlevering valt wel met enige zekerheid op te maken dat Lampião respect had voor zijn gezellin Maria Bonita; mooie Maria. Deze sloot zich op een dag, uit liefde voor de leider, aan bij zijn troepen, baarde later hun dochter Expedita en stierf aan zijn zijde in het harnas. Ook andere vrouwen trokken op met de bende, waarbij Lampião er zorgvuldig op toezag dat er niet zomaar wat werd rondgeslapen. Overspel zou immers alleen maar jaloezie en onderlinge verdeeldheid in de hand werken. Toen één van de meereizende vrouwen, Christina, zich liet verleiden door een andere cangaceiro dan haar eigen 'Portugués', werd ze door Lampião zelf zonder pardon doodgeschoten.

Tot aan zijn dood slaagde Lampião erin zijn gezag onder de bendeleden te handhaven. En ook op de buitenwereld maakte hij grote indruk. Onder de bevolking van de staten die Lampião doorkruiste, waren volop spionnen die hem op de hoogte hielden van de politiebewegingen en hem schuilplaatsen wezen. Tal van gezagsdragers wierpen zich op als beschermheer van de bandiet, al was het maar omdat ze dan van zijn wandaden gevrijwaard zouden blijven. Lampião's verhouding tot de invloedrijke kopstukken was een ambivalente. Sommige kon hij wel schieten en dat gebeurde dan ook. Bij andere waren Lampião en vrienden graag geziene gasten op feesten en partijen, waar ze zich dan beschaafd gedroegen.

Padre Cicero, de invloedrijke priester van het stadje Juazeiro, ontving de bandietenleider eens voor een privé-onderhoud. Lampião had een groot respect voor de geestelijke. Op verzoek van de padre benoemde de rebel zich in 1926 tot kapitein van de Patriottische Bataljons. Deze reguliere republikeinse strijdmachten traden op tegen de Coluna Prestes; een groep revolutionairen die, na een vergeefse poging de regering van president Artur Bemardes omver te werpen, het land ingetrokken was onder leiding van de latere communistenleider Luis Carlos Prestes. Lampião zou de titel van kapitein de rest van zijn leven blijven dragen.

Aan dat leven kwam een einde in 1938. Al veel eerder hadden zijn tegenstanders herhaaldelijk het gerucht verspreid dat de bandiet het loodje had gelegd, maar deze keer was het waar. Een jaar eerder had de nieuwe president Getúlio Vargas al geproclameerd dat het uit moest zijn met het banditisme in het noordoosten. De regering van de deelstaat Alagoas nam de woorden van Vargas serieus. Een politiemacht onder leiding van luitenant João Bezerra rekende af met Lampião. In de ochtend van 28 juli 1938 verraste de politiepatrouille de bandieten bij Angieos in Sergipe. De aanval duurde nauwelijks twintig minuten. Veertig cangaceiros wisten te ontkomen. Elf anderen sneuvelden. Onder hen Maria Bonita en Lampião. De 'onaantastbare' was verslagen. Zijn hoofd en dat van de andere gevallenen werd als een trofee tentoongesteld. De politie had eindelijk definitief greep gekregen op de legende. Nou de geschiedenis nog..

Bron: The Bandit King, Lampião of Brazil: Billy Chandler; Texas A&M University Press; 1978.

Uit Alerta 1992