Penose in Penedo

Alle mensen in Penedo zijn lelijk en vandaag zijn ze allemaal op straat. Het is de dag van de processie van Jesus dos Navegantes, Jezus van de Zeevaarders. De drie veerboten die passagiers naar de andere oever van de Rio São Francisco brengen, zijn uit de reguliere vaart. Ze maken vandaag een gewijd rondje over de rivier, met Jezus op de plecht en andere bootjes in het kielzog.

Het is ook kermis. De draaimolen wordt met de hand gedreven; een zattemansorkestje speelt erg slecht; vier bewapende militairen staan iets te stoer op een rijtje; het reuzenrad is klein. En altijd als het feest is in Brazilië staan er barracas buiten; biertentjes met een terrasje erbij. Wij zitten op zo’n terrasje en lopen in het oog. Buitenlanders.

Dan schuift onze man ongevraagd aan. Hij is lelijk dronken.

Onze man gaat vertellen. Hij brabbelt wat over boerderijen die van hem zouden zijn, iets over de grote stad São Paulo, en dat hij veel met vrouwen doet mogen we best geloven. Dan buigt hij zich voorover en noemt zijn beroep. Pistoleiro.

Zo zo. Pistoleiros: huurmoordenaars die mensen doodschieten voor geld en soms ook voor niks. Geinig, zo’n type aan ons tafeltje. Hij verduidelijkt nog wat. ,,Mato muita gente’’, zegt’ie. ,,Ik vermoord veel mensen.’’ Kijk, dat is wel een extra fles bier waard. Ik schud zijn hand.

We kletsen wat verder. Onze man gaat dwingend doen. We moeten op zijn paarden rijden, we moeten mee naar de binnenlanden, we moeten nog een fles bier drinken. Vriendelijk leggen we twee van de drie opdrachten naast ons neer. De pistoleiro kijkt naar Lianne.

,,Zij is zeker je nicht?’’ Neen.

,,Zij is je zus!’’ Al helemaal niet.

Zijn kijken wordt koeler en het mijne ook. Onze man is onze man niet meer, hij is vervelend geworden. Pistoleiro probeert te imponeren. Hij ontbiedt voorbijgangers, die hem kruiperig de hand schudden. Hij bestelt bier en pindas zonder te betalen. Hij heeft wat jonge volgelingen in de buurt die naar zijn pijpen dansen. Niemand legt hem een strobreed in de weg.

Pistoleiro raakt in gesprek met een gefortuneerd man, grootgrondbezitter zo te schatten. Zou wel eens een opdrachtgever van hem kunnen wezen. Pistoleiro knikt in onze richting, maar de heerboer verwerpt kennelijk het plan. Ik hoor het hem zeggen: Nu niet, het is feest en veel te druk. De grote boer wendt zich tot mij, en raadt me iets aan: ,,We moeten respect hebben voor elkaar.’’ Maar natuurlijk!

Pistoleiro drukt me de hand. We zitten daar wat. Hij grijpt mijn hand opnieuw, en nog eens, en nog eens. Het contact wordt steeds slapper. Pistoleiro is niet zo fit meer. De jongen van de barraca wenkt me. Volgens hem kunnen we beter gaan. Goed, maar eerst afscheid nemen. Zomaar weglopen zou niet erg eerbiedig zijn.

Pistoleiro en ik kijken elkaar in de ogen. De mijne staan op meewarig, die van hem kunnen niet kiezen. Ze willen alles tegelijk vertellen: Pistoleiro krijgt altijd zijn zin, kijkt niet op een dode meer of minder, hij deinst nergens voor terug. Maar pistoleiro is ook eenzaam, mensen zijn bang voor hem, en ieder moment kan iemand eens een keer wraak op hem nemen. Het ene moment helder en dichtbij, die ogen, een tel later weer troebel en ver weg. Vastberaden: Deze gringo is niet leuk, ik schiet hem kapot. Besluiteloos: Het geeft zo’n gedoe, zo’n dode buitenlander. Deze ogen zaaien verwarring. Hard en hulpeloos. De ogen van een moordenaar.